Herman Verweij
Home Gedichten Bundels Kinderpoëzie

Ik ben niet bang

Ik laat anderen graag schrikken
ben zelf voor niemand bang,
maar dát daar, die LANGPOOTMUG,
daar op het behang?

Met mijn monstermasker jaag ik
Lot en Laurens de gordijnen in,
maar wat hangt daar aan dat draadje,
is dit niet een DOOLHOFSPIN?

Van Paul van Loon lig ik niet wakker
dol op spoken en vampieren,
maar daar bij de kamerdeur,
kruipt daar niet een slinger MIEREN?

Niet snel raak ik van de kook, nooit
krijg ik kippenvel en schrik me zelden rot,
nou ja, laatst vloog iets rond de schemerlamp,
was dat geen vieze, akelige MOT?

Om een weerwolf moet ik lachen
in een spookhuis blijf ik cool
maar als ik een MUG, SPIN, MIER of MOT
zie, spring ik bovenop een stoel.

Voor altijd jong

Mijn opa doet iets met gewichten en bij het rennen
komt hij in de sportschool niet vooruit.
Mijn oma gaat vliegend door de straten,
haar e-bike maakt haast geen geluid.

Mijn opa is gek op jonge kaas en baby-
beren. Van oud krijgt hij spontaan de hik.
Mijn oma houdt van mooie kleren,
ze eet heel zuinig, wordt niet dik.

Mijn opa, in de vorige eeuw geboren,
is helemaal van deze tijd.
Hij heeft een smartphone, kan whatsappen,
soms is hij zijn geheugen kwijt.

Mijn oma leest boeken van een raampje
dat ze met haar vingers aait.
Ze danst op een langspeelplaat van Elvis
als bij haar het vuur oplaait.

Dan ziet mijn opa oma wankelen,
ze is weer eens te ver gegaan.
Zelf zoekt hij al uren naar de sleutels,
waar heeft hij ze toch gedaan?

Voor altijd jong, het lijkt een sprookje,
een bloem verwelkt, een blad verdort.
We mogen blij zijn dat het ieder jaar
gewoon opnieuw weer lente wordt.

Beentje best

De kuitjes op gespannen voet
met beentjes broos, recht
van rug. Vrucht van eindeloos
geloof in wankel staan.

Vergeet de armpjes niet, botjes
goed verpakt in laagjes spek;
hen is geleerd zich op te trekken
als beentjes aarzelen voor het staan.

Het hoofd, hoofdstukje apart;
een druk verkeer van komen gaan
door wirwardraadjes. Hier en daar
signaaltjes voor op eigen beentjes staan.

En dus de afspraak: wie doet wat
en voor hoeveel ogenblik? ‘Geduld
meneer de koekenpeer; handjes klap
als ik mijn beste beentje voorzet’.